Skip to main content
Er valt op geen enkel moment zo veel op het veld te rapen als tijdens het volle oogstseizoen. Als de weerman dan ook nog eens mooi weer voorspelt, zijn we niet meer binnen te houden. Op 4 juli verwelkomden we in een stralende zonnetje Veldverkenners, om hen van dichtbij de oogst van Mechelse bloemkolen te laten ontdekken. Hieronder vind je een verslag van de ervaring van Veldverkenners.

West-Vlaanderen vs. Mechelen

België kent twee grote bloemkoolstreken: West-Vlaanderen en Mechelen/Klein-Brabant. Het merendeel van de kolen die in West-Vlaanderen geteeld worden, is bestemd voor de industrie. In Mechelen ligt de focus op de veiling en korte ketenverkoop zoals boerenmarkten.

Typisch voor het Mechelse bloemkoollandschap is dat het veld is opgedeeld in ‘gewenten’ of ‘bedden’: lange verhoogde stroken met geulen tussen. De grond in Mechelen is namelijk zwaarder en natter dan in Klein-Brabant en West-Vlaanderen, en op deze manier kan de regen makkelijker wegstromen over de grond, zodat de bloemkool niet te veel water krijgt en verrot. Dat is vooral belangrijk bij de teelt van de eerste bloemkolen in het voorjaar. Naarmate het jaar vordert, valt er minder regen en is er dus minder nood aan een afloopsysteem. Daarom wordt de tweede teelt op hetzelfde veld geplant: door het oogsten van de eerste teelt zijn de gewenten afgesleten en lager geworden zodat de grond ideaal ligt voor het komende drogere zomerweer.

Enkele kolen vergeten?

In een hoekje van een veld dat al geoogst is, zien we enkele overwoekerde bloemkolen staan. Enkele kolen over het hoofd gezien? Neen hoor, die kolen staan gewoon ‘in het zaad’. De meeste telers kopen bij gespecialiseerde firma’s hun plantgoed, uitgekiemde zaden die klaar zijn om in volle grond te planten. Bij Gebroeders Vercammen zaaien ze echter zelf kolen. Daarvoor laten ze elk jaar een twintigtal bloemkolen staan die dan kunnen ‘doorschieten’. Dat betekent dat de kool gewoon blijft doorgroeien, zodat stukken van de kool zich uitstrekken en vertakken in bloemstengels.

Op elk zo’n tak kunnen 200 tot 300 bloemen staan, waarvan de bevruchte stamper of ‘hauw’ zaadjes bevat. Die worden verzameld en gedroogd, zodat ze begin oktober gezaaid kunnen worden in de serre. Belangrijk is wel dat het niet te hard regent op die doorschietende bloemkolen, want dan wordt het hart van de kool rot en sterven de bloementakken af, waardoor men geen zaadjes kan verzamelen.

Van zaadje tot plantgoed

Om de twee weken wordt er gezaaid. De eerste teelt, in de volksmond weeuwenteelt genoemd, wordt al gezaaid begin oktober en geoogst in april/mei. Eens de zaadjes voldoende gekiemd hebben, rond januari, kunnen ze heel voorzichtig geplukt worden door ze bij de kiemblaadjes vast te nemen en ze zachtjes uit de grond te trekken. Dan worden ze in een plastieken pot van 12 cm doorsnede geplant, waarin ze nog kunnen verder groeien. Die pot blijft wel nog een tijdje in de serre. Pas wanneer de plantjes sterk genoeg zijn, en het weer het toelaat, gaan de potten naar buiten. Dit jaar konden ze door de zachte winter al in februari/maart in openlucht op het veld geplant worden, waar ze in ongeveer drie maanden uitgroeien tot volwaardige kolen.

Voor het planten moeten wel eerst met een machine plantgaten gemaakt worden op het veld. In tijdsnood kan men ook voor het planten zelf een machine gebruiken, maar bij Gebroeders Vercammen, plant men liever met de hand. “Dat is meer werk, maar de rijtjes zijn dan mooier”, zegt Matthias. Liefde voor het vak noemen wij dat.

Bloemkolen vallen sowieso al niet onder de noemer ‘klein’, maar met hun grote loofbladeren nemen ze op het veld nog veel meer plaats in dan in je koelkast. Daarom moeten ze tamelijk ver uit elkaar geplant worden. Elke gewent is 1,25 m breed en heeft zo genoeg plek voor twee geschranste rijen. De afstand tussen de bloemkolen op één rij hangt af van de tijd van het jaar. De kolen worden in het voorjaar immers nog niet zo groot als in de zomer. In de lente staan ze daarom 40 cm van elkaar, en in de zomer 50 – 55 cm.

Ongewenste bloemkoolliefhebbers

De teelt van bloemkool wordt wel eens bekritiseerd omdat het één van de meest bespoten gewassen zou zijn. Ondanks het feit dat we niet bij een bio-kweker op bezoek zijn, wordt ons verzekerd dat de bloemkool zo min mogelijk in aanraking komt met chemische gewasbeschermingsmiddelen. Enkel de bloemkolen die slechts enkele weken op het veld staan, worden eenmalig aangegoten om ze te beschermen tegen de koolvlieg. Die legt eitjes in de kolen, en de maden vreten de wortels aan. Bij droog weer worden de jonge kolen ook eenmalig bespoten tegen bladluis. Maar als het regent spoelt die parasiet vanzelf weg, en is bespuiting niet nodig.

De grootste vijand bevindt zich bovendien in de lucht: houtduiven. Zij eten de jonge plantjes op waardoor deze niet meer kunnen groeien. Daarom worden over de pas geplante bloemkolen, netten gespannen om ze te beschermen tegen luchtaanvallen.

Kappen en klaarmaken voor verkoop op de markt

Bloemkool is een gewas dat wordt ‘doorgeoogst’. Dat betekent dat men gedurende het hele seizoen beetje per beetje blijft oogsten. Elke twee weken worden hier bloemkolen op het veld geplant, zodat er steeds een deel oogstklaar is, maar ook een deel verder kan groeien. Op de velden kan je dan ook volgroeide, jonge en pas geplante kolen naast elkaar zien staan. Leuk voor ons, want zo kunnen we de verschillende groeifasen van een bloemkool mooi volgen. Nadeel voor de teler is wel dat niet alle exemplaren in een ruk geoogst kunnen worden. Hierdoor is het proces moeilijk te mechaniseren.

Ook het precisiewerk dat bij het oogsten te pas komt, kan moeilijk aan een machine toevertrouwd worden. Dat maakt de bloemkooloogst een arbeidsintensief werk. Elke kool moet namelijk met de hand van de wortel gesneden worden. Daarbij moet men er op letten dat men laag genoeg snijdt, zodat er nog veel loof rondom de kool blijft om de kool te beschermen tegen onder andere uitdroging. Voor de verkoop moeten de lange bladeren wel mooi gelijk gekapt worden met de kool, zodat ze gecontroleerd kan worden op beschadigingen en kan ingedeeld worden in eerste of tweede keus.

De bloemkolen die nog niet kapklaar zijn, blijven op het veld staan, en moeten afgedekt worden zodat ze niet geel uitslaan door het zonlicht. De andere bloemkolen moeten direct na het kappen zo snel mogelijk opgeborgen worden want een mooie witte kool heeft net dat tikkeltje meer succes. De ‘kapper’ legt de bloemkolen op de transportband van de oogstmachine die achter de tractor hangt. Daar staat een tweede persoon op, die de bloemkolen van de band haalt, ze direct sorteert op kwaliteit en in kisten verpakt.

Voor de veiling moeten er 6 kolen in één kist verpakt worden, maar voor de marktverkoop laat men de kolen wat groter worden zodat er meestal maar 4 of 5 ingaan. Marktgangers hebben namelijk niet enkel graag een mooie witte kool, maar ook een stevig exemplaar. Eens alle kisten vol zijn, rijdt men met de tractor terug naar de loods en laadt men de kisten in een grote koelcel. Daar worden ze netjes tegen de muur gestapeld, waar ze klaar staan om (meestal de dag erna al) verkocht te worden op de markt.

Van het veld naar ons bord

De bloemkolen die vrijdag gekapt zijn, liggen zondagochtend al te blinken in een marktkraam in Heist-op-den-Berg. Een korte observatie leert ons dat de bloemkolen als zoete broodjes over de toonbank gaan. We kunnen er gelukkig wel nog een bemachtigen om ’s avonds zelf klaar te maken. Getest en goedgekeurd!

In de reeks ‘Een dag in het spoor van’ gaat Veldverkenners op pad, gewapend met een fototoestel, op zoek naar de oorsprong van ons voedsel.